Blauwe en Groene Diensten
Waterpas > Boeren met water

Home

Pilots

Regelingen

Waterpas

Symposia

Links

Contact

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Last updated at: 08/05/2006

Terug

Gevolgen piekwaterberging in het groeiseizoen voor Sallands melkveebedrijf
Idse Hoving (Animal Sciences group) en Falentijn Assinck (Alterra), april 2006

In navolging van de studie ‘Verkenning van bedrijfsvarianten en milieukundige gevolgen bij piekwaterberging op landbouwgrond in Salland’ (J.A. de Vos en I.E. Hoving, 2005) is berekend wat de gevolgen zijn van waterberging in het groeiseizoen voor het melkveebedrijf van de familie Kerkmeijer. De grondwaterstanden en de invloed hiervan op het graslandgebruik zijn berekend met een vereenvoudigde vorm van het model Waterpas. Als voorbeeld is het historische weerjaar 1992 doorgerekend, waarbij volgens een analyse van het weer tweemaal in het groeiseizoen waterberging op zou treden, namelijk rond 14 maart en rond 1 juni. De berging heeft een grootte van 3,8 ha. De gevolgen van waterberging zijn berekend bij de excretie en mestnormen die gelden voor 2006 en 2009. Door aanscherping van de normen ontstaat sneller een ruwvoertekort, waardoor de gevolgen van waterberging groter zijn. De totale kosten op bedrijfsniveau door waterberging zijn vervolgens berekend met het BedrijfsBegrotingsProgrammaRundveehouderij (BBPR) en bedragen € 1.560,- voor 2006 en € 3.795,- voor 2009.  

Invloed op de hydrologie van het bergingsperceel
De grondwaterstanden in het bergingsperceel (beekeerdgrond met Gt III) zijn berekend met het model SWAP (onderdeel Waterpas) voor een situatie zonder en met piekwaterberging voor het weerjaar 1992. De momenten met waterberging zijn aangegeven met pijlen. Piekwaterberging kan tijdelijk leiden tot veel nattere omstandigheden. De resultaten van de berekeningen staan in figuur 1.

Figuur 1. De grondwaterstanden in het bergingsperceel berekend met SWAP voor een situatie zonder en met piekwaterberging voor het weerjaar 1992

Invloed op grasgroei en graslandgebruik
In de eerdere studie (J.A. de Vos en I.E. Hoving, 2005) is waterberging in de winter en het geheel uitsluiten van de percelen vergeleken met de situatie zonder waterberging. Voor de variant waterberging in de winter is een gemiddelde verlaging van het grasaanbod en voederwaarde door inundatie geschat op jaarbasis. In deze vervolgstudie is de grasgroei en het graslandgebruik mede afhankelijk gesteld van de vochthuishouding van de bodem en inundatie op dagbasis. Bij piekwaterberging staat het grasland tijdelijk onder water en wordt het op dat moment aan de productie onttrokken. Pas als de graszode weer voldoende draagkracht heeft, wordt het betreffende grasland weer in gebruik genomen. Het oude gras wordt gemaaid en afgevoerd alvorens een nieuwe snede benut wordt voor ruwvoerwinning of beweiding. De ervaring leert dat gras wat onder water heeft gestaan niet of nauwelijks wordt opgenomen. Na inundatie wordt opnieuw bemest, omdat verondersteld wordt dat tijdens inundatie N-mineraal grotendeels verloren gaat door denitrificatie.

Verandering kosten

De technische aspecten betreffende waterberging, vochthuishouding, graslandgebruik en voeding zijn met Waterpas geďntegreerd doorgerekend op bedrijfsniveau en vervolgens met BBPR vertaald in economische bedrijfsresultaten. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat bij een verminderd grasaanbod met een lagere voederwaarde, het rantsoen voor melkvee wordt aangevuld met vervangend ruwvoer en/of krachtvoer om de melkproductie op peil te houden. Hierdoor stijgen de voerkosten. In tabel 1 staan een paar algemene kenmerken van het bedrijf Kerkmeijer.

Tabel 1. Kenmerken bedrijf familie Kerkmeijer te Wesepe

Melkkoeien

(stuks)

84

Quotum totaal

(kg)

546000

Oppervlakte grasland

(ha)

52

Melkproductie/koe (afgeleverd aan melkfabriek)

(kg/mk)

6607

Graslandgebruikssysteem

 

Beperkt weiden


De verandering van kosten op bedrijfsniveau door waterberging staan in tabel 2. Daarbij is de situatie zonder waterberging en het jaar van mestwetgeving 2006 als referentie gekozen. 


Tabel 2. Verandering kosten op bedrijfsniveau door waterberging in het groeiseizoen voor het weerjaar 1992 en afhankelijk van het jaar van mestwetgeving. Als referentie is de situatie zonder waterberging en de mestwetgeving van 2006 gekozen.

Waterberging

 

Niet

Wel

Niet

Wel

Jaar mestwetgeving

 

2006

2009

Voerkosten

(€)

0

1233

3625

6003

Loonwerk

(€)

0

-93

-1797

-714

Kunstmest (N)

(€)

0

420

-1859

-1525

Totaal

(€)

0

1560

-31

3764


Voor het jaar van mestwetgeving 2006 zijn de totale kosten op bedrijfsniveau bij waterberging hoger door hogere voerkosten (ruwvoertekort) en door hogere kunstmestkosten (opnieuw bemesten na inundatie). Voor 2009 is voor de situatie zonder berging het ruwvoertekort groter dan voor 2006 door het stringentere mestbeleid. Hierdoor zijn de voerkosten hoger. Voor het specifieke weerjaar en de geldende bedrijfssituatie worden deze hogere kosten echter volledig gecompenseerd door lagere loonwerkkosten (minder ruwvoerwinning) en lagere kunstmestkosten (mestbeleid). Bij waterberging en mestwetgeving 2009 zijn de voerkosten aanmerkelijk hoger en is het voordeel van lagere loonwerk- en kunstmestkosten geringer door extra maaien en bemesten van de geďnundeerde percelen.  

Terug