Blauwe en Groene Diensten
Pilots > Boeren met water > Oppervlaktewatermonsters

Home

Pilots

Regelingen

Waterpas

Symposia

Links

Contact

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Last updated at: 31/10/2008

Terug

Door het Waterschap Groot Salland worden tijdens de inundatie monsters genomen van het ingelaten water en van het uitgelaten water. Hierdoor is het mogelijk een uitspraak te doen over het vervuilen van het inundatiegebied met water dat vanuit de Groote Vloedgraven het gebied instroomt, of juist dat bemesting van het land ervoor zorgt dat het oppervlaktewater wordt beïnvloed door de uitstroom van het inundatiegebied.

De monsters worden in het laboratorium van WGS geanalyseerd op:

Ntotaal, NO3, NH4, P-totaal, PO4, SO4, HCO3 en Cl (bepalingen conform Grondwater) +
K, pH, EC +
1e keer en eventueel volgende keren: Cu, Cd, Zn, Hg, Pb

 

De codering van de monsterlocaties is al volgt:

WGS-Code Omschrijving
UGV82 Monsterplek tbv Inlaat
UGV83 Monsterplek tbv Uitlaat

Uit deze figuren blijkt dat tijdens het groeiseizoen het uitgelaten water een hogere N- en P-belasting van het oppervlaktewater veroorzaakt. Vooral P zal in oplossing gaan tijdens inundaties. N zal gedeeltelijk denitrificeren. De verhogingen zijn het gevolg van de voorafgaande bemestingen c.q. beweidingen, maar zijn in de regel niet aanleiding tot overschrijding van de norm voor stagnant oppervlaktewater. Verder laten de figuren zien dat de winterperiode een gering bufferende werking heeft op het ingelaten water: ofwel het water komt schoner uit het inundatiegebied dan dat het er in is gegaan. Dat geldt met name voor de stikstofbelasting. Dit is te verklaren uit het feit dat er in de winter nauwelijks aanvoer van nutriënten in het gebied is die in oplossing zou kunnen gaan. De fosfaatbelasting van het uitgelaten water ligt dicht bij die van het ingelaten water.

 

Verder is gekeken naar de mogelijkheid om het ingelaten water als nutrientenleverancier te laten fungeren:

In de bodem is meestal P in voldoende mate aanwezig of wordt de behoefte met dierlijke mest gedekt. De grasgroei wordt voornamelijk beïnvloed door de beschikbaarheid van N en K. Gemiddeld is het N-gehalte in het IJselwater 3.5 mg /liter. Omgerekend is dit bij een inundatiepeil van 20 cm + mv ongeveer 7 kg N/ha dat (in theorie) extra aan de bodem wordt toegevoegd. Vergeleken met een mestgift van ongeveer 100 kg N/ha voor een eerste snede in het voorjaar en 30 à 50 kg N/ha voor de latere sneden is dit betrekkelijk gering. 

De vraag is of je aan nutriënten in inundatiewater uberhaupt een bemestende waarde mag toekennen. Bij irrigatie bijvoorbeeld heeft nutriëntrijkwater wel een bemestende waarde. De vochtbehoefte van het betreffende gewas wordt aangevuld, waardoor met het irrigatiewater de hierin opgeloste nutriënten worden opgenomen. Daarentegen is in een situatie van sterke vernatting of inundatie de wortelactiviteit van gras door een hoge waterverzadigingsgraad minimaal en worden geen nutriënten opgenomen. Na inundatie volgt altijd en periode van plas/dras die soms wel langer dan een week kan duren. Juist onder deze omstandigeheden gaat door een hoge waterverzadigingsgraad veel N verloren door denitrificatie. In de praktijk zie je dat na sterke vernatting een duidelijke geelkleuring van het gras ontstaan, wat duidt op N-gebrek. De ervaring leert dat een eerdere N-mestgift volledig verloren gaat. Vanwege de vaak rijke P-toestand van de bodem is er minder snel sprake van een P-gebrek.

De verwachting is daarom dat inundatie uitsluitend een negatief effect heeft op de beschikbaarheid van nutriënten en dat de aanvoer van nutriënten geen rol speelt. 

 

Terug